Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zal Hij in eeuwigheid [den toorn] [17]behouden? Zal Hij [dien] gestadig bewaren? [18]Zie, gij spreekt en doet die [19]boosheden, en [20]neemt de overhand. 17. Vergelijk onder vs.12; Ps.103:9; idem Lev.19:18; Nah.1:2; in welke plaatsen het woord toorn, tot klaarheid van den zin, verstaan wordt. Dit kan men nog nemen als de woorden van het volk, die God hun voorschrijft om hem daarmede boetvaardiglijk te bejegenen; of als Gods, of des profeten woorden, verklarende dat God zijn toorn zal afwenden zo zij zich bekeren. 18. Dit zijn Gods woorden tot Israel. 19. Die boven verhaald zijn. 20. Dat is, gij dringt met uwe boosheid hardnekkiglijk door. Alsof God zeide: Maar het is tevergeefs, dat Ik u tot bekering roep, gij vraagt er toch niet naar, gij gaat niet dan te moedwilliger in uwe boosheid.